Een kind met faalangst is het bang om niet aan de gestelde verwachtingen te voldoen. Het niet goed genoeg te doen, letterlijk bang om te falen.
Faalangst komt alleen voor in bepaalde situaties en is gekoppeld aan een taak. Bijvoorbeeld op school bij het praten in de kring of het maken van een toets.
Soms is het geen faalangst, maar onzekerheid. Alle twee lastig en ze hebben dan ook veel overlap met elkaar.
Er zijn drie soorten faalangst:
Cognitieve faalangst: angst in het leren, zoals bij schoolse taken. De angst voor dat iets niet lukt is zo groot, dat het daardoor vaak juist mislukt. Bijv. angst voor toetsen, spreekbeurten.
Sociale faalangst: angst in de omgang met anderen. Als je kind sociale faalangst heeft, is het bang om afgewezen te worden of niet leuk genoeg te zijn.
Motorische faalangst: de angst om fouten te maken bij motorische taken. Zoals tekenen, gym, knutselen, schrijven.
Hoe herken je faalangst bij je kind?
Faalangst kan zich lichamelijk uiten en je kunt het zien aan het gedrag van jouw kind.
Negatief over zichzelf praten, ‘Ik kan het niet’, ‘Ik ben dom’, ‘Anderen kunnen het beter’.
Onzeker over zichzelf, eerst kijken hoe anderen het doen en iets pas doen als het zeker is van eigen kunnen.
Nieuwe dingen en situaties spannend vinden.
Moeilijke dingen uit de weg gaan, dingen kiezen die soms te makkelijk zijn.
Snel opgeven als iets niet lukt.
Geen hulp durven vragen of juist steeds veel om hulp vragen.
Gespannen houding, verkrampen, opgetrokken schouders.
Last hebben van hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid.
Slecht slapen en een vol hoofd hebben.
Gevoelig voor kritiek, veel vragen om bevestiging.
Niet willen opvallen, stil zijn en zich onzichtbaar maken.
Clownesk of druk gedrag, zichzelf overschreeuwen.
Perfectionisme, hoge lat voor zichzelf.
Blokkeren of gaan huilen als het moet presteren.
Hoe kan het dat mijn kind last heeft van faalangst of onzekerheid?
Faalangst heeft te maken met het zelfbeeld van je kind en welke mindset het heeft met ten aanzien van leren. Als jouw kind onzeker is over zichzelf, heeft het minder vertrouwen in zijn kunnen. Als jouw kind de lat hoog heeft liggen en streng is voor zichzelf, zal het zichzelf ook eerder bekritiseren. Daarnaast gaat het om de mindset van een kind. Hoe denkt het over leren, fouten maken, iets nog niet kunnen? Je kind kan een vaste mindset (ik ben er nu eenmaal niet goed in) hebben of een groei mindset (door te oefenen, kan ik er beter in worden).
Uiteraard speelt ook mee hoe jij als ouder met ‘falen’ omgaat: ben jij aardig voor jezelf of ziet jouw kind dat jij jezelf veroordeelt en streng bent voor jezelf als je iets fout gaat?
Tips voor als jouw kind faalangst heeft of onzeker is:
Versterk het zelfvertrouwen van je kind. Dit kun je doen door jouw kind bewust te maken van zijn positieve kanten, te complimenteren om zijn inzet in plaats van het resultaat en jouw kind dingen zoveel mogelijk zelf te laten ervaren en oplossen.
Ontken het niet als jouw kind zegt ‘Ik kan het niet’. Zeg niet ‘Je kunt het wel’, want jouw kind gelooft dit nu niet en kan dit gevoel niet oproepen. Het helpt meer om erkenning te geven aan het gevoel: ‘Je vindt het lastig’ of ‘Je wil het graag kunnen’.
Grijp terug op eerdere succeservaringen: ‘Weet je nog …., wat je toen hebt gedaan?’ of ‘Hoe is het jou eerder gelukt, toen je het ook moeilijk vond?’
Help je kind om positieve ervaringen op te doen. Vindt jouw kind iets spannend of moeilijk? Doe dit dan in kleine stapjes, zodat jouw kind zelfvertrouwen opbouwt. Bijvoorbeeld zelf bij de bakker een broodje durven bestellen: thuis oefenen wat je kunt zeggen, eerst samen gaan, dan wachten op afstand, daarna gaat jouw kind zelf.
Laat jouw kind zichzelf complimenten geven. Als jouw kind moeilijk complimenten aanneemt, kun je vragen: ‘Hoe vind je het van jezelf dat je …?’
Oefen hoe je jezelf aanmoedigt (positief denken). Leg het verschil uit aan jouw kind tussen denken ‘Ik kan het niet’ en ‘Ik kan het wel’. Meestal lukt het niet als je denkt dat je het niet kunt. Vraag: ‘Hoe kun je jezelf aanmoedigen?’.
Help je kind om te ontspannen. Als jouw kind gespannen is voor een prestatiemoment, kun je de spanning verminderen door oefeningen. Zoals door je buik ademhalen of je spieren spannen en ontspannen, kindermeditaties op Spotify.
Laat zien dat fouten maken niet erg is. Laat zelf zien dat je foutjes maakt en hoe je daarmee omgaat: ‘Oeps, foutje! Dat moet ik nog een keer doen’. Of help je kind relativeren: ‘Hoe erg is het?’.
Comments